Schaatsen is een snelle sport waarbij de atleten soms wel snelheden van 65 kilometer per uur halen.
Wie de Olympische Winterspelen volgt, valt op dat de schaatsers aan de start hun armen naar achteren en opzij slaan, in plaats van van voren naar achteren zoals hardlopers dat doen. En dat, wanneer de schaatsers op stoom geraken, ze hun armen op de rug houden in plaats van dat ze ze op en neer pompen zoals sprinters dat doen.
Waarom is dat?
Dit heeft alles te maken met de richting waarin de benen en voeten van de schaatser bewegen, een techniek die nét iets verschilt van de renbeweging.
Bij het hardlopen duwt een sprinter zichzelf naar voren door zich af te duwen in de tegenovergestelde richting van de looprichting. De rechterarm beweegt naar voren terwijl de rechtervoet recht naar achteren duwt. Tegelijkertijd beweegt de linkerarm recht naar achteren terwijl de linkervoet naar voren beweegt.
"De voorwaartse en achterwaartse beweging van de rechterarm is diametraal tegengesteld aan die van het rechterbeen, en dat geldt ook voor de linkerarm en het linkerbeen", aldus George Tuthill tegen Business Insider. Tuthill is natuurkundige aan de universiteit van Plymouth State en doet al meer dan 30 jaar onderzoek naar statistische mechanica.
Bij het schaatsen kun je je maar op één manier vooruit duwen en dat is door je diagonaal tegen het ijs af te zetten in plaats van recht naar achteren.
De schaatser moet zich tegen het ijs afzetten met een kracht die loodrecht op het schaatsijzer staat. "Schaatsen is een unieke manier van menselijke voortbeweging, in die zin dat de voorwaartse snelheid bereikt wordt door middel van zijwaartse push-offs", aldus de onderzoekers in het International Journal of Sport Biomechanics.
Bij het rennen voorkomt de beweging van de armen dat het lichaam gaat draaien zodat de atleet altijd naar voren kijkt. "Door het zijwaarts afzetten bij het schaatsen moeten de armen ook deels een zijwaartse beweging maken omdat de armen moeten voorkomen dat het lichaam gaat draaien", aldus Tuthill.
Maar na enkele slagen "gebruiken de schaatsers nauwelijks nog hun armen, die liggen meestal op de rug terwijl hun lichamen praktisch horizontaal liggen", aldus Tuthill.
De schaatser 'kruipt'naar voren om de luchtweerstand te verminderen en om in balans te blijven. Dat de schaatsers de armen op de rug houden is eerder een energiebesparende techniek. Bij het schaatsen zijn armen ook minder belangrijk dan bij hardlopen, omdat schaatsers het ijs gebruiken om momentum te behouden en niet, zoals hardlopers, hun lichaam.
Bij langere afstanden hebben schaatsers beide armen op de rug en gebruiken ze alleen de buitenste arm in de bochten om in balans te blijven.
"Gebruik je beide armen, dan verbruik je ook tweemaal zo veel energie", aldus oud-schaatskampioen Olympian Dan Jansen in Newsday. "Dus om energie te besparen voor later in de race, houd je een arm op de rug".
Het gebruik van beide armen komt weer terug als de finish in zicht is om de schaatser een extra boost te geven.